Ik begon dit stuk als een inzending voor de verhalen pagina van de actie “minimaal nominaal”, maar aangezien ik deze ervaringen nooit eerder op papier heb gezet, besloot ik het ook hier te posten.
Toen ik mijn studie begon, dacht ik: ik ben hier vijf jaar en dan zoek ik zo snel mogelijk een echte baan. Wat een slecht idee was dat. Mijn eerste jaar rondde ik nominaal af; met prima resultaten, maar weinig memorabele impressies. Met het zelfvertrouwen dat ik daardoor kreeg, begon ik voorzichtig met het oppakken van extracurriculaire activiteiten zoals redactiewerk voor een magazine en het vormgeven van een jaarboek.
In mijn derde studiejaar ging ik een stap verder; als voorzitter van een studievereniging met meer dan duizend leden, verantwoordelijk voor een diversiteit aan activiteiten van reizen tot lezingen en symposia. Het aanhouden van een nominaal studietempo was daarbij absoluut onmogelijk, maar de kans om op niveau te kunnen experimenteren met beleid, organisatie en contacten met bedrijven en universiteiten maakte dat meer dan de moeite waard.
Een jaar lang niet full-time studeren had nog een ander effect: Het trok me uit de veilige omgeving waarin ik me als nominale student bevond. Een wereld waarin je doet wat je omgeving doet, de tentamens maakt die je medestudenten maken en de keuzes maakt die je vrienden maken. Go with the flow. Een studentenleven buiten deze comfortzone betekent dat er geen minorvoorlichting is als je een minor moet kiezen; dat er geen bedrijvendag is op de dag dat je afstudeert, maar dat maakt ook dat je deze keuzes veel bewuster maakt. Tijdens mijn jaar als verenigingsbestuurder zag ik daarnaast ook wat er allemaal wel niet mogelijk is binnen de universiteit. Ik zag nieuwe studenten beginnen en anderen afstuderen op de meest uiteenlopende onderwerpen en kreeg daarmee een nieuw perspectief op mijn eigen studie.
Inmiddels zijn we een paar jaar verder en ben ik bijna afgestudeerd. Als mensen me vragen hoe lang ik al studeer, schaam ik me altijd een beetje als ik toegeef dat ik al zeven jaar bezig ben. Spijt heb ik er echter geen moment van gehad. Ik discussieerde over beleid in de faculteitsraad, ik heb fantastische herinneringen aan een studiereis naar Japan, ik presenteerde wetenschappelijke papers op conferenties in Londen en Barcelona en haalde het landelijke nieuws met studieprojecten. Al deze activiteiten kostten tijd en geld (waardoor ik altijd interessante bijbanen heb gehad om alles te bekostigen), maar zijn altijd alle moeite waard geweest.
Ik schrijf dit stuk vanuit Princeton, waar ik zes maanden doorbreng voor een stage (studievertraging: 3 maanden). Ik heb bij al mijn keuzes altijd de druk gevoeld om mijn studie tijdig af te ronden en ik heb van geen enkele keuze spijt. De plannen die er nu liggen voeren die druk op en ik kan me niet aan het gevoel onttrekken dat ik onder die omstandigheden een aantal keuzes anders had genomen. Waarschijnlijk was ik dan nu afgestudeerd geweest en werkzaam in één van de bedrijven die met gespreide armen staan te wachten op verse afstudeerders. Het ergste is dat ik niet eens zou hebben geweten wat ik had gemist.
Een universitaire studie is geen productieproces voor hoogopgeleide arbeiders. Het zou dan ook geen streven mogen zijn dit proces te optimaliseren. Ik vind het een goed idee om iets te doen aan luie studenten, maar gooi daarbij niet de baby met het badwater weg.
Voor meer achtergrond, zie de website van de actie minimaal nominaal, en deze post van Thijs Kleinpaste.
Pingback: Maarten
Pingback: Sylvia